Your browser is outdated. Upgrade your browser for better user experience and security

Een studie heeft aangetoond dat de meeste patiënten met COVID-19-geassocieerde anosmie uitzicht hebben op een gunstige prognose. Toch geldt dat niet voor iedereen. Sommigen krijgen zelfs te kampen met angstgevoelens en depressie. 

Sinds de COVID-19-pandemie deze planeet in haar greep houdt, wordt het abrupt verlies van geur- en smaakgewaarwording ingeschat als één van de ‘knipperlicht’-symptomen van een SARS-CoV-2-infectie. Inmiddels is duidelijk geworden dat dit reuk- en smaakverlies bij sommige patiënten een lange periode aanhoudt. In zoverre zelfs dat geen enkele arts zich op dit ogenblik waagt aan een prognose voor langdurige COVID-19-geassocieerde anosmie.

Partiële of totale anosmie

In dit verband hebben Franse en Canadese artsen recent een cohortstudie afgerond. Hun objectief: het klinisch verloop van COVID-19-geassocieerde anosmie in kaart brengen. Daartoe werden, gedurende één jaar, de olfactorische functies van 97 COVID-19-patiënten regelmatig getest, middels bevragingen en objectieve evaluaties (o.a. ‘drempelwaarde-detectie en herkenning’-testen en de zogenaamde Sniffin´sticks-test). 

Uit de resultaten blijkt dat - na respectievelijk 4, 8 en 12 maanden - progressief meer patiënten (96%) hun reukvermogen herwonnen. De overige 4% patiënten werd na één jaar nog steeds geconfronteerd met partiële, dan wel totale anosmie. 

Verband met psychologische stress

Anderzijds heeft een Italiaanse studie het verband onderzocht tussen een verstoorde geur-en smaakgewaarwording en psychologische stress bij 104 gezondheidswerkers die milde tot matige symptomen vertoonden, volgend op een SARS-CoV-2-infectie. Deze personen, waarvan 82% olfactorische disfuncties vertoonden, werden gedurende een periode van vier maanden opgevolgd, door middel van telefonische interviews. De bevindingen van de onderzoekers bevestigen de associatie tussen COVID-19-gerelateerde olfactorische disfunctie en emotionele stress, en suggereren een causaal verband met angstgevoelens en klinische depressie. 

Bovendien brengt deze studie - en dat is nieuw binnen het discours - evidentie aan voor het feit dat deze emotionele stress blijft bestaan, zelfs nadat volledige recuperatie van de sensorische malfuncties is opgetreden. De auteurs van de studie pleiten voor een aangepaste interventie bij COVID-19-geassocieerd verlies van geur- en smaakvermogen, om ernstige en langdurige psychologische gevolgen te voorkomen. 

(lees verder onder de foto)

Vooral de onzekerheid bij anosmie is belastend

— Prof. Laura Van Gerven, otorinolaryngoloog aan het UZLeuven

Professor Laura Van Gerven is staflid Neus-, Keel- en Oorziekten, Gelaats- en Halschirurgie (NKO-GH) aan het UZ Leuven. Haar aandachtsgebieden omvatten rhinologie, sinusproblemen en -tumoren en voorste schedelbasischirurgie. Prof. Van Gerven en haar team voeren intensief onderzoek naar de mechanismen van COVID-19-geassocieerde anosmie.

Komen patiënten met COVID-19-geassocieerde anosmie bij u op consultatie?

“Zeer zeker. Ik zie weinig COVID-19-patiënten tijdens de acute fase van de infectie, maar diegenen die nadien nog steeds met reukverlies geconfronteerd worden, weten de weg naar ons te vinden. Op dit ogenblik zien we wekelijks patiënten die met een dergelijke diagnose worden geconfronteerd.”

Een recente studie heeft aangetoond dat patiënten met COVID-19-gerelateerde anosmie een excellente prognose hebben. Toch duurt het bij niet weinigen een jaar voor ze volledig genezen zijn. Hoe schat u, in deze context, een herstelproces van één jaar in?

“Algemeen kan men stellen dat bij neurologische letsels, waaronder reukverlies - of dit nu het gevolg is van een hoofdtrauma of een infectie – ‘geduld’ het codewoord is. In die context is een tijdspanne van één jaar dus niet onverwacht. Anderzijds is het wel zo dat 80 procent van deze COVID-19-patiënten binnen één maand volledig herstelt van reukverlies. Bij de overige personen sleept het herstelproces aan, en zien we in een aantal gevallen weinig of zelfs geen gunstige progressie. We schatten dat zo’n vijf tot tien procent van de personen met COVID-19-geassocieerde anosmie ofwel niet of onvolledig of pas laattijdig zal herstellen.” 

Inmiddels zijn nogal wat hypothesen gepostuleerd om dit reukverlies te verklaren. Waar staan we op dit ogenblik met betrekking tot de pathofysiologie van COVID-19-gerelateerde anosmie? 

Er is op dit ogenblik weinig geweten. Inmiddels is wel aangetoond dat het SARS-CoV-2-virus de cellen binnensluipt via onder meer de Angiotensin-Converting Enzyme 2 (ACE2)-receptor. De steuncellen in het olfactoir epitheel dragen deze ACE2-receptor aan het celoppervlak en zijn als dusdanig een potentieel target voor het virus. Aantasting van deze steuncellen, de ‘sustenticular cells’, zou een daarmee gepaard gaande disfunctie van de olfactoire neuronen - die de ACE2-receptor niet tot expressie brengen - kunnen verklaren. De olfactoire neuronen zijn immers voor hun functioneren erg afhankelijk van deze steuncellen, die o.a. nutriënten aanleveren. Tot nu toe heeft echter niemand onomstotelijk aangetoond dat bij de mens deze steuncellen in het olfactoir epitheel het SARS-CoV-2-virus bevatten en er actieve virale replicatie plaatsvindt. Bovendien hoeft een infectie van die steuncellen niet noodzakelijkerwijze gepaard te gaan met destructie. Ik breng in herinnering dat het SARS-CoV-1-virus eveneens de ACE2-receptor als route gebruikt, maar niet gepaard gaat met reukverlies. Andere entry-mechanismen voor het SARS-CoV-2-virus kunnen dus zeker niet uitgesloten worden.”

Zou het kunnen dat COVID-19 het reukcentrum in de hersenen aantast?

Sinds het begin van de pandemie wordt, middels autopsieën, getracht om uit te maken of het virus zich manifesteert in de olfactoire bulb - het reukcentrum in de voorhersenen dat geïnnerveerd wordt door neuronen vanuit het reukepitheel in de neusholte -, maar dergelijke pogingen hebben tot nog toe geen uitsluitsel kunnen geven. Dat komt omdat het niet vanzelfsprekend is om weefselfragmenten te bekomen van deze hersenregio. Door middel van PCR-methodologie heeft men post mortem wél SARS-CoV-2 in deze regio kunnen aantonen, maar het is onduidelijk of deze virus(fragmenten) zich bevinden in hersencellen, dan wel in cerebrospinaal vocht of bloedvaten. Nogmaals: op dit ogenblik bestaan er geen studies die ondubbelzinnig aantonen dat het SARS-CoV-2-virus in het hersenweefsel aanwezig is.”

Essentiële vragen over COVID-19-geassocieerde anosmie blijven tot op vandaag onbeantwoord

— Prof. Laura Van Gerven, otorinolaryngoloog aan het UZLeuven

Een recente studie heeft de psychologische effecten van COVID-19-gerelateerd reuk- en smaakverlies in kaart gebracht. De auteurs van de publicatie nemen woorden in de mond als ‘angstgevoelens’ en ‘depressie’. Kunt u dit becommentariëren?

Vele van onze patiënten die plots geconfronteerd worden met dit fenomeen zijn écht helemaal van de kaart, allicht ook voor henzelf enigszins onverwacht: we gaan er immers allemaal van uit dat geur en smaak welhaast luxe zintuigen zijn, omdat we in onze moderne samenleving perfect zonder kunnen. Maar wanneer ze allebei plots wegvallen of totaal uit balans raken, een fenomeen dat ‘parosmie’ wordt genoemd - er zijn gevallen opgetekend van mensen die de geur van verse aardbeien waarnemen als die van een riool - hebben de meesten daar de grootste moeite mee en zijn de psychologische gevolgen daarvan niet te onderschatten. Wat vooral heel belastend blijkt te zijn, is de onzekerheid die hiermee gepaard gaat: ‘Dokter, gaat dit ooit nog goed komen?’, vragen ze dan. Het is precies die onwetendheid die voor velen heel moeilijk om dragen is. We bieden deze mensen geurtraining aan en hopen hiermee het herstelproces voor COVID-19-geassocieerde anosmie te versnellen, zoals reeds werd aangetoond voor andere vormen van reukverlies.”


Meer nieuws: