Your browser is outdated. Upgrade your browser for better user experience and security

Cervicaal Vestibulaire geEvokeerde Myogeen Potentialen (cVEMP) zijn opgewekte musculaire potentialen gemeten ter hoogte van de m. SternoCleidoMastoïdus (SCM), en kunnen bijdragen bij de  differentieel diagnose bij vestibulair lijden. Deze test onderzoekt de sacculus met zijn afferente banen, een amplitude-asymmetrie links /rechts duidt op een mogelijke pathologie.

Georges Hart  Kinesitherapeut - Audioloog
Sales & Product Manager Audiologie - Sonova Retail Belgium

Bijdrage cVEMP test?

cVEMP metingen bezorgen additionele informatie naast de traditionele vestibulaire tests (bv. Nystagmografie, Head Impulse Test, etc ...) en dragen bij in de beoordeling van vestibulaire functies. De cVEMP geeft informatie over de sacculaire functie alsook  over de nervus vestibularis inferior.

Deze informatie kan bijdragen bij oa. de diagnose van aandoeningen zoals de dehiscentie van het superieure halfcirkelvormige kanaal (SSCD) (Milojcic et al., 2013) en de ziekte van Meniere (Rauch et al., 2004).

Hoe te testen? 

Zoals bij alle metingen, en bij elektro-fysiologische metingen in het bijzonder, zijn de voorbereiding m.b.t. het plaatsen van de elektrodes van cruciaal belang.  De elektrodeplaatsing moet secuur en precies uitgevoerd worden teneinde aanvaardbare lage huidimpedanties te verkrijgen. 

Aanbevolen wordt een impedantie van 3kΩ of lager, tevens zijn de waarden tussen de elektrodes van belang, deze moeten evenwichtig zijn. Daar het een musculair inhibitie potentiaal betreft, zijn verschillende methodes mogelijk om de halsspier (m. SCM) te laten contracteren. De patiënt kan enerzijds zittend zijn hoofd draaien in tegenovergestelde richiting (zie foto).

Anderzijds kan het ook door achterover te leunen,  het hoofd op te tillen en de nek te draaien om de SCM-spier op te spannen.

Het gebruik van een feedback systeem (EMG-monitor) waarborgt een consistente en gelijke contractie van beide zijden tijdens de test.

Plaatsing van de elektroden 

Plaatsing van de elektroden 

De referentie-elektroden moeten aan beide zijden op het bovenste derde van de m. SCM worden geplaatst. De positieve (vertex) elektrode wordt geplaatst thv incissura Jugularis (os. Sternum) en de massa elektrode op het voorhoofd (laag).

Stimulus en filter instellingen

Standaard wordt een luide laag frequente toon gebruikt +/-250 Sweeps.

  • Stimulus:  500Hz Tone Burst
  • Window: blackman (2:2:2) 
  • Rate: 5.1/s 
  • Intensity AC: normaliter ≥95 dBnHL 
  • Low pass filter: 1000Hz 
  • High pass filter: 10Hz 6/oct

 

Monitoring EMG signaal

Een adequate contractie van de SCM-spier is essentieel voor een goede cVEMP-registratie.
Het in real-time monitoren geeft de patiënt tijdens de test feedback over het aanhouden van een constante contractie en zorgt tevens voor een meer nauwkeurige testprocedure die de totale testtijd verkort.
Aan te bevelen is, indien het toestel het toelaat, de registratie te koppelen aan het EMG-feedback systeem.
Een EMG-gestuurde stimulus/registratie betekent dat het systeem alleen data verzamelt wanneer de patiënt de m. SCM  voldoende samentrekt. 
Deze feedback kan zowel visueel als akoestisch zijn. 

Voorbeeld van een rechter SCM EMG-contractie. De groene kleur geeft aan dat het EMG-doel is bereikt. Rode of blauwe kleur geeft rechter/linker oor aan. Als alleen de rode/blauwe kleur wordt weergegeven buiten het EMG-doel, worden er geen opnamen gemaakt (standaard door de software).

cVEMP-testprocedure

De cVEMP-test worden best uitgevoerd in de handmatige modus waarbij de stimuli handmatig worden gecontroleerd / geselecteerd.

  1. Kies het testoor en stel de intensiteit in vb Rechts – 95 dB. Vraag de patiënt om zijn hoofd naar links (testoor = rechts) te draaien om de spier aan de testzijde te activeren. Let vooral op het EEG en tevens of het EMG-signaal het doel bereikt.
  2.  Per golfvorm worden doorgaans een 200-tal sweeps verzameld.
  3. Na de meting wordt de verkregen data geanalyseerd en worden de cursors N1 & P1 geplaatst. Normaliter verwachten we responsen op 13 en 23 ms. Tevens worden de data van de linkerzijde en rechterzijde gekoppeld (golfvormpartners). De geselecteerde golfvormen worden gebruikt in de berekening van de asymmetrieverhouding.
De cVEMP-test

EMG-schaalaanpassing

Velen geven er de voorkeur aan de schaal te bepalen nadat de opname is voltooid. Nadat de opname is voltooid, kunt u opteren om de schaal aan te passen aan een gemeten pre-registratie EMG-niveau. De golfvormen worden dan geschaald op basis van het gemiddelde van de EMG-waarden die tijdens de gehele opname zijn geregistreerd. Dit maakt individuele opnamen vergelijkbaar, ook al kan de spiertonus tijdens de verschillende opnamen licht verschillen.

Een gemiddelde RMS-EMG-waarde voor elke opname, wordt berekend uit het pre-stimulus EMG. Om de ruwe VEMP-amplitudes te normaliseren wordt de opname geschaald met een factor. De factor hangt af van de EMG-omvang van elke pre-stimulusperiode. Dit is mogelijk omdat de RMS-niveaus tijdens de gehele aquisitie worden gemeten, dit voor een nauwkeuriger vergelijking tussen beide responsen. 
TIP: De weergave kan worden vergroot of verkleind met de pijltjes linksboven in het opnamevenster of met de pijltjes op het toetsenbord. 

De EMG-grafieken hierboven tonen een grotere RMS-waarde rechts dan de RMS-waarde links.

De EMG-grafieken hierboven tonen een grotere RMS-waarde rechts dan de RMS-waarde links. In het linker voorbeeld zijn de twee opnamen (links en rechts) vergeleken zonder schaling toe te passen. Zonder schaling is de asymmetrieverhouding zeer hoog (0,56) - als gevolg van ongelijke SCM-spiercontracties.

Het rechter voorbeeld toont de curven nadat schaling is toegepast, waardoor de ongelijke spiertonus wordt gecompenseerd. De schaling wordt toegepast door rechts te klikken op de curve en EMG-schaling te selecteren. Na schaling wordt een zeer lage asymmetrieverhouding (0,03) weergegeven, vergeleken met de eerdere verhouding van 0,56. Dit voorbeeld laat zien dat responsverschillen het gevolg kunnen zijn van verschillen in spiertonus tijdens de opname van de twee kanten. Schalen compenseert dit effectief en de geschaalde responsen vertonen slechts een kleine asymmetrie van 0,03.

VEMP-asymmetrie-analyse

VEMP-responsen verschillen per patiënt en daarom wordt de analyse meestal uitgevoerd door de amplitudes te vergelijken van het rechter- en linkeroor van een individu (Murnane & Akin, 2009).
Wanneer de VEMP-amplituden van rechts en links gelijk zijn, zal de numerieke waarde dicht bij 0,00 liggen.  Verscheidene studies melden bovengrenzen van normaal voor cVEMP-registraties tussen 35 - 45%, afhankelijk van het gebruik  van EMG-monitoring en schaling van de respons. 
In een studie van McCaslin en collega’s (2013) werd de bovenste  grens van normaal gerapporteerd als +/-31-37 % wanneer zowel EMG-monitoring als schaling werden toegepast.
De VEMP-asymmetrieverhouding wordt berekend op basis van het verschil tussen de grootste en de kleinste amplitude ten opzichte van de totale amplitude, zoals hieronder aangegeven.

VB: cVEMP zonder asymmetrie: 
Dit is een cVEMP-curve met een normale asymmetrieverhouding van 0,06 (6%).
VB: cVEMP asymmetrisch:
Voorbeeld van een dehiscentie van het superior semicirculaire kanaalmet een typische drempelverlaging.

1. Milojcic et al., 2013 - Vestibular Evoked Myogenic Potentials in Patients With Superior Semicircular Canal Dehiscence 2. Rauch et al., 2004 - Vestibular Evoked Myogenic Potentials Show Altered Tuning in Patients with Ménière’s Disease 3. Murnane & Akin, 2009 -  The Effect of Age on the Vestibular Evoked Myogenic Potential and Sternocleidomastoid Muscle Tonic Electromyogram Level 4. McCaslin et Al. (2014) - Amplitude normalization reduces cervical vestibular evoked myogenic potential (cVEMP) amplitude asymmetries in normal subjects: proof of concept